Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Haar [68]kameren nu en haar deuren waren bij de posten der poorten; aldaar [69]wies men het [70]brandoffer. 68. Hebreeuws, kamer, deur; dat is, elk ene. 69. Hebreeuws, wiesen, spoelden zij, of zouden zij wassen; vergelijk boven vs.22, en zie Ex.29:17; Lev.1:9,13, en Lev.8:11,21, en Lev.9:14; afbeeldende den heiligen doop, mitsgaders de geestelijke reiniging en zuivering, die zij dagelijks allen van node hebben, die God welbehagelijk zullen dienen; waarvan dikwijls in de Schriftuur gesproken wordt; zie Hand.22:16; 1 Kor.6:11; 2 Tim.2:21; Titus 3:5; Hebr.10:22,23; Jak.4:8, enz. 70. Zie Gen.8:20; Lev.6:9, met de aantekening. Versta hier, het vlees, dat geofferd zou worden.